‘Onder een Duitse bezetting kun je niet aan politiek doen (tenzij je wil collaboreren)’
Emiel Thiers, medeoprichter van het Verdinaso
Volgens de jonge Nederlandse historicus Michiel Wallaard was hij een vrouwenversierder en een onberekenbaar doch charismatisch politicus en een francofoon in een Vlaams jasje. Waar of niet waar? Hoe dan ook, het twintigste jaarboek over JVS is weer een uniek boek voor alle lezers van 18 tot 88 jaar oud die naar de historische waarheid willen zoeken. De herinneringen aan deze West-Vlaming (mythe en martelaar) blijven blijkbaar springlevend.
De beide nog levende dochters van Emiel Thiers, Hilde en Lutgard, openen dit jaarboek met hun zeer persoonlijke notities als reactie op de bijdrage van de al lang overleden Luc Delafortrie (Aalst, 1912 – Ursel, 1999) van wie in het vorig jaar verschenen jaarboek (nr. 19) een in 1993 overal geweigerde (door het ts. Wetenschappelijke Tijdingen en door De Standaard) maar belangrijke lange tekst onder de titel ‘Verdinaso en Collaboratie’ werd gepubliceerd. Deze tekst is via de journalist en schrijver Gaston Durnez bij Pieter Jan Verstraete beland en zo uiteindelijk toch nog aan het licht gekomen. De commentaren van de exegeten houden ook hier nooit op en de waarheid heeft veel facetten. Maar uit deze notities blijkt tevens dat na 20 mei 1940 de eenheid binnen het Verdinaso voorgoed verdwenen was. Met als gevolg dat de enen collaboreerden en de anderen actief waren in het verzet. Maar wat ik vooral leerde uit de notities is dat zelfs de toneelregisseur en voormalige leraar aan het Koninklijk Conservatorium te Gent, Ast Fonteyne (Sint-Katharina-Lombeek, 1906 – Gent, 1991), een overtuigd Dinaso was en op 15 februari 1941 zelfs bij Thiers thuis bleef logeren. En dat Luc Delafortrie zowaar beschuldigd wordt van onwaarheid en zelfs beledigend schrijft over vader Emiel Thiers. Delafortrie kan zich echter niet meer verdedigen en de hele zaak krijgt dan ook de onwelriekende geur van de petite histoire.
Het lijk van de Leider
Soms lijkt het er helaas op dat de vele vermaarde volgelingen postuum bezit willen nemen van het (ideologische) lijk van de Leider, die trouwens ook geen heilige was. Eén zaak is zeker: Van Severen kon niet collaboreren en zou dit vermoedelijk ook nooit gedaan hebben.
Vervolgens doet Maurits Cailliau een eerbiedwaardige poging om de veel gebruikte en misbruikte term “fascisme’ i.v.m. Joris van Severen te ontmijnen. Ruud Bruijns, de ondervoorzitter van de vzw die dit jaarboek jaar na jaar elke keer weer in de maand mei uitgeeft, schreef twee essays: één over de Dinaso-militie en opent dit essay met een terechte aanval op de historicus Marc Reynebeau die zich weer eens schromelijk vergiste en een foto van Maurits Naessens aan het hoofd van een Liga-optocht. De vraag of het hier gaat over de latere bankier, socialist en kunstmecenas Maurits Naessens die aanvankelijk een volgeling van Hendrik de Man was, wordt niet gesteld en dus ook niet beantwoord. Volgt dan van dezelfde Bruijns een uitvoerige studie over de relatie tussen JVS en Nederland en een zeer uitvoerige studie van de reeds vermelde Michiel Wallaard onder de zeer lange maar sprekende titel “In de ban van Joris van Severen” met als ondertitel “Ernest Michel, Henri Bruning en Ernst Voorhoeve – drie katholieke kunstenaars en hun passie voor een Vlaamse Fascistenleider”.
Een stoet van felle katholieken en kunstenaars
Dit laatste wijst erop dat Joris van Severen, al dan niet terecht, toch nog als een fascist werd en wordt omschreven. Uiteraard komen hier de gebroeders Henri en Gerard Bruning, maar ook de dichters Jan Engelman en Anton van Duinkerken (beroemd door zijn hekelend strijdgedicht tegen de fascist Anton Mussert van de NSB) en de priester Wout Lutkie met zijn tijdschrift Aristo. Ook de dichter Geerten Gossaert (echte naam F.C. Gerritson) daagt hier weer op en zelfs de historicus Johan Huizinga en de kleurrijke rechtse anarchist Erich Wichmann… Maar wie, zoals ik, ooit het beruchte boek De Herstellers (Utrecht, 1966) van de ook hier toentertijd zeer bekende journalist en schrijver Wim Zaal (°Amsterdam, 1935, hij leeft nog steeds en woont in Muiden) gelezen heeft, kende de namen van deze kleurrijke figuren die het interbellum in Nederland (Rijks-Nederland) de nodige kleur en klank geven. Voorts is er nog een interessante bijdrage van de onvermoeibare secretaris Maurits Cailliau over Jan Ryckoort, de ex-communist en latere Dinaso die geboren werd in Harelbeke op 1 september 1889 en samen met de Leider werd vermoord aan de kiosk in Abbeville. En ten slotte nog een bijdrage door historicus Filip Martens over ‘De verloren erfenis van het Verdinaso’ en de wirwar van verenigingen en bladen die na de Tweede Wereldoorlog soms een heropleving kenden. Met uiteraard ook onder meer de figuur van de Waalse leraar en theoreticus Louis Geuning die de ideologische erfenis van Joris van Severen wilde veiligstellen. En traditiegetrouw dit keer opnieuw een gedicht. Het lange vijfdelige gedicht ‘Leider wij volgen u!’ van de in de Vlaamse beweging bekende dichteres Aleidis Dierick, die nog altijd fier is en blijft dat haar vader Renaat Verbruggen, een Dinaso was. Zoals ook uw ondergetekende.