SPD-topman Willy Brandt was niet alleen in de jaren ‘80 van de vorige eeuw een van de meest omstreden politici van Duitsland, hij was ook vader. Vader van o.a. Peter Brandt, die in de voorliggende biografie een beeld van zijn vader probeert te schetsen. Niet altijd eenvoudig, zeker als het gaat om twee ‘hoekige’ persoonlijkheden, die beiden van geen wijken wilden weten. Geen échte biografie dus, want daarvoor stonden vader en zoon te ‘dicht’ en tegelijkertijd te ‘ver’ van mekaar af. Dus eerder een essay, een probeersel in de echte zin van het woord, om de essentie van een familielid pogen te verduidelijken.
Het is algemeen bekend dat de échte naam van Willy Brandt Herbert Ernst Karl Frahm was, en dat hij in 1913 in de omgeving van Lübeck als een arbeiderskind het licht zag. In april 1933 vluchtte hij in opdracht van de kleine Sozialistische Arbeiterpartei naar Oslo, waar hij zich vestigde, zijn vrouw leerde kennen, en waar ze de eerste jaren in de bitterste armoede probeerden te overleven. Herbert Frahm nam de naam Brandt aan toen hij naar Oslo vertrok. De naamswissel zou pas in 1949 wettelijk worden, toen hij al Duits parlementair was.
Peter Brandt is een gekend auteur in Duitsland, iemand die graag de politieke correctheid en het gebrek aan nationale fierheid van de Duitsers over de hekel haalt. Zo vermeldt hij postkaarten van moeder Brandt over de Amerikareis van het echtpaar in 1954, waar men op een politiek niet correcte manier over de ‘andersgepigmenteerde’ medemens spreekt. Sociaaldemocraten, jawel, mijnheer. Alle Brandts werden trouwens in de grootst mogelijke vrijheid opgevoed, en Peter Brandt kan zich niet herinneren ooit door zijn vader te zijn gestuurd wat de lectuur van deze of gene gevaarlijke boeken betrof.
Vader Willy Brandt zong graag en veel, als we de zoon mogen geloven. Soms ‘aangebrande liederen’, maar ook Wilde Gesellen bijvoorbeeld, dat Peter Brandt “zijn lievelingslied uit de jeugdbeweging” noemt. En ondanks het feit dat zoon Brandt vader Brandt ‘behoorlijk links’ inschat, vermeldt hij er onmiddellijk bij dat zijn vader steeds en altijd het onderscheid is blijven maken tussen het “vrij heidslievend socialisme” van de SPD en “het socialisme” van de SED. Geef mij dan maar een Kurt Schumacher, die meer deed dan dit in dure woorden belijden! Willy Brandt uit zich via de tekst van zoon Peter ook als een antifascist, waarbij de zoon – zuurzoet – opmerkt dat bijvoorbeeld in Lübeck de basis van de KPD met de SPD en de SAP klaar stond om in 1933 de strijd met Hitler aan te gaan. Men wachtte tevergeefs op een signaal van boven…De top van de SPD ging voor de NSDAP overstag, terwijl vader Brandt het uitblijven van een reactie van de KPD-leiding nog véél misdadiger vond…
In Noorwegen leerde Brandt een eigenzinnige sociaaldemocratie kennen, één met een sterke nationale traditie, met een noordse democratie en met een echte volksverbondenheid: het zou hem voor de rest van zijn leven tekenen. En wat hem ook zou tekenen, aldus Peter Brandt, de zoon, is de ervaring in de Spaanse Burgeroorlog: socialisten, communisten en anarchisten van allerlei strekkingen slaagden er niet in de onderlinge verschillen te overstijgen in de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand, maar zij vonden wél gelegenheden te over om elkaars strijders de keel over te snijden. Vooral de communisten – Willy Brandt zou het nooit meer vergeten – gingen hierin bijzonder gruwelijk tewerk. Toen Willy Brandt het niet-aanvalspact tussen Sovjet-Rusland en Duitsland zwaar bekritiseerde, leverde hem dit vanwege Walter Ulbricht – Brandts latere tegenstander in de Berlijnse crisis! – het verwijt op dat hij “anti-Duits” was en in dienst stond van het Engels imperialisme. Neen, het zou nooit meer goed komen tussen de communisten en Brandt.
In alle objectiviteit erkent Peter Brandt dat zijn vader ernstig rekening hield met een Duitse overwinning tijdens de Tweede Wereldoorlog, en dat socialistische partijen in het nieuwe fascistische Europa dat op die manier zou ontstaan, een nieuwe weg en een nieuwe opdracht zouden moeten zoeken. In collaboratie met de fascisten dus? Ja, zeker, en liefst in afspraak en samenwerking met die elementen in het NS-Europa, die kritisch stonden tegenover het kapitalisme, schrijft Peter Brandt.
Na de oorlog zou Brandt zich in Berlijn vestigen, en het zou zijn stad worden. Berlijn was voor hem een baken vanvrijheid in een zee van tirannie. Het keerpunt in het politiek denken van de vader, aldus de zoon, zou de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije zijn, in februari 1948. “Voor sociaaldemocraten bestaat er geen neutraliteit in de discussie tussen vrijheid en onderdrukking”, aldus zijn reactie. En toch zou er geen goede band ontstaan tussen hem en Kurt Schumacher, de leidende en zéér Duitse figuur binnen de SPD.
Bepaald interessant zijn de hoofdstukken over de contacten met Duitsers-aan-de-andere-kant-van-de-grens en met de Sovjetautoriteiten. Dit geldt trouwens ook voor de rol die Willy Brandt speelde in de Koude Oorlog en zijn ervaringen met de Duitsnationale arbeidersopstand in OostDuitsland op 17 juni 1953. Brandt zou gaandeweg, gesterkt door anticommunistische prikkels, steeds meer kiezen voor een Westbindung van de Bondsrepubliek, maar dat belette hem niet zichzelf als een patriot te zien, weliswaar met socialistisch-democratische bronnen. Daarin volgde hij zijn grote voorbeeld uit Lübeck, Julius Leber, aldus Peter Brandt. Maar tezelfdertijd schreef hij: “Een goede Duitser kan geen nationalist zijn”. Tegenspraak? Op zijn minst zit er véél spanning op deze tegenstelling. Volgens de zoon was de vader in een vrij vroeg stadium gewonnen voor het concept van een “Europa der vrije volkeren”, waar elke staatseenheid haar eigen nationaal karakter zou kunnen bewaren en waar boven de staten heen zou worden samengewerkt. Want een verenigd Europa zou meer mogelijkheden bieden voor de ontplooiing van de culturele eigenheid van kleine volkeren dan de oude natiestaten. Peter Brandt plaatst echter duidelijk een “maar” bij de massale inwijking van niet-Europeanen die de jongste 30 jaar over Europa is getrokken. Net als Helmut Schmidt zou ook vader Brandt hier de grootste vraagtekens hebben geplaatst. “Duitsland kan op zijn grondgebied onmogelijk de problemen van de ganse wereld oplossen”.
Nog een uitsmijter? In juni 1966 sprak Willy Brandt zich als volgt uit op een SPD-partijdag: “Een blik op Engeland, de Scandinavische landen en Amerika toont aan dat democratie en natie niet met mekaar in tegenspraak zijn. Geen volk kan op de duur blijven leven, zonder zijn innerlijke balans te verliezen, als het niet ‘ja’ kan zeggen tegen het vaderland. Wij, Duitsers, mogen de geschiedenis niet vergeten. Maar wij kunnen ook niet continu met schuldgevoelens blijven rondlopen, de jonge generatie nog veel minder dan wijzelf. Ook als de natiestaat als organisatievorm niet het allerlaatste doel van een politieke ordening is, dan nog blijft de natie wel een primaire lotsgemeenschap”. Ik zie het de Vlaamse socialisten nog niet onmiddellijk zeggen, u wel?