In “Hoe kijken joden, christenen en moslims naar elkaar?” geeft priester Jan van Eycken zijn visie op de interreligieuze dialoog tussen de drie “grote” monotheïstische religies en belicht hij ook zijdelings niet-monotheïstische godsdiensten. De hoofdbrok van het boek gaat echter naar de relatie tussen christenen en moslims (geen verrassing), waarbij opvalt dat de visie van de auteur op de islam eerder apologetisch dan kritisch is.
Pastoor Jan van Eycken schreef in 2014 reeds een boek over oosterse religies en in 2013 en 2006 een boek over de dialoog tussen christenen en moslims. Bij de bekende godvruchtige en proletarische uitgeverij EPO uit Antwerpen-Berchem verschenen van zijn hand een dagboek van een priester (1993) en een over huwelijken tussen Belgen en vreemdelingen (1992). Van Eycken is met z’n interreligieuze dialoog vooral actief in het Brusselse.
Basisstelling in het boek van pastoor Van Eycken is dat de katholieke kerk na eeuwen dogmatisme en overdraagzaamheid onder invloed van het modernisme en allerlei emancipatorische bewegingen geëvolueerd is naar de tolerante en open godsdienst die het vandaag is. Dus zal dat ook met de islam gebeuren. Waarom de islam automatisch een vergelijkbare evolutie zal meemaken, komen we echter niet te weten. Het is een dogma van Van Eycken. Voor deze priester liggen de eindtermen vast. Er liggen echter geen eindtermen vast, en de redenering van Van Eycken verraadt een eurocentrische visie: in Europa hebben we in onze kerken een evolutie meegemaakt richting democratie en openheid, dus zal dat elders ook wel zo gebeuren. Niks gaat echter vanzelf.
Verlichting
De auteur stelt vast dat de christelijk-joodse dialoog vlot verloopt. Uiteraard: met het Tweede Vaticaans Concilie (midden de jaren zestig, pas twintig jaar na Auschwitz) kwam eindelijk een einde aan een eeuwenlange anti-joodse traditie in de kerk, en in 1993 (ja, pas in 1993) erkende Vaticaanstad de staat Israël. Het aantal joden in België is beperkt (ongeveer 50.000 waarvan 30.000 in Brussel en 20.000 in Antwerpen), veel van die joden zijn bovendien vrijzinnig en atheïst, en onder invloed van de Verlichting is het judaïsme geëvolueerd van een tribale en dogmatische godsdienst naar iets wat nu heel wat lichter verteerbaar is. Tenslotte heeft de joodse godsdienst niet de ambitie om nieuwe zieltjes te winnen. Of we echter van een joods-christelijke traditie/beschaving versus een islamitische kunnen spreken, zoals de auteur stelt, is voor discussie vatbaar. Sommigen horen het niet graag, maar de traditionele joodse godsdienst heeft veel meer gemeen met de islam dan met christendom, en het feit dat het christendom uit de joodse godsdienst is gegroeid, doet daar niks van af. Positief is dat Van Eycken een aantal kritische opmerkingen schrijft bij rabbi Maimonides (1138-1204), auteur van onder meer de Gids der Verdoolden, want deze brave man heeft toch een aantal zaken geschreven die de wenkbrauwen doen fronsen. Hem enkel voorstellen als een filosoof die mee de Renaissance zou hebben voorbereid, is iets te kort door de bocht.
Aartsvaders
Hoe zien moslims christenen? Dat is bekend, en Van Eycken somt de pijnpunten op: God kan geen zoon hebben, het idee dat Jezus Christus de zoon van God zou zijn, is je reinste gekheid (Mohammed wordt beschouwd als een profeet, maar absoluut niet als een zoon van God). De drievuldigheid wordt aanzien als een bizar en gek idee (veel priesters hebben het zelf moeilijk om het idee van de drievuldigheid uit te leggen). Moslims vinden dat joden en christenen hun “heilige” schriften (zeg maar de Bijbel) vervalst hebben. Tenslotte (en dat hangt samen met de laatste opmerking) worden Jezus, Mozes, Abraham en vele andere profeten en aartsvaders beschouwd als moslims. Mohammed heeft nooit beweerd met een nieuwe godsdienst te zijn afgekomen, nee, hij herstelde gewoon de echte monotheïstische godsdienst waarvan joden en christenen de inhoud zouden hebben vervalst.
Interreligieuze dialoog
Men zou kunnen denken dat in het kader van de interreligieuze dialoog de drie godsdiensten de kwaliteiten van hun eigen merk zouden verdedigen. Nee dus, hier gaat het er anders aan toe: Van Eycken werpt zich op als apologeet van de islam en doet pogingen om de islam zo mooi mogelijk voor te stellen. Na eerst alle lastige, onverdraagzame passages uit de joodse Bijbel te hebben gerelativeerd, doet hij hetzelfde met Koranverzen. Uit bepaalde Koranverzen moet blijken dat de islam onverdraagzaam is? Nee, want je moet zien in welke context het vers gereleveerd werd, de hardheid van het vers kan verzacht worden, want een paar verzen vroeger of later in de Koran staat er iets wat beter klinkt, sommige Arabische woorden uit de oorspronkelijke tekst zou je op een andere manier kunnen vertalen, enz. Je mag de verzen echter niet letterlijk lezen, want dan klinken ze niet zo goed, en dan plaats je jezelf eigenlijk op hetzelfde niveau als de moslimextremisten. Merkwaardig genoeg wordt deze manier van werken niet toegepast op Koranverzen die wel goed klinken en waaruit zou moeten blijken dat de islam verdraagzaam is. Die verzen mag je niet alleen letterlijk lezen, je moet ze zelfs letterlijk lezen, en als een Koranvers goed klinkt, moet je niet beginnen leuteren over de context waarin het vers gereveleerd werd, of de Arabische termen wel goed werden vertaald en of het niet in strijd is met andere verzen. Anders uitgedrukt: door Koranverzen te manipuleren, creëert Van Eycken voor zichzelf een droomislam, een illusie. Dit vergemakkelijkt inderdaad een discussie met moslims, maar of het onze samenleving een stap vooruit brengt, is zeer de vraag.
Gematigd?
Van Eycken slaat af en toe de bal mis als het gaat over de islam. Zo was de Slag bij Badr (623) geen veldslag tussen twee steden, maar een slag waarbij de moslims een handelskaravaan aanvielen. Verder is het fenomeen dat oudere Koranverzen vervangen kunnen worden door nieuwere (iets wat niet gebeurt met betrekking tot de Bijbel) niet alleen van toepassing op Koranverzen over juridische regels, maar op alle Koranverzen. In het lange hoofdstuk over de islam geeft de auteur twee uitgebreide voorbeelden van radicale moslimdenkers: de Pakistaan Mawlana Mawdoedi (1903-1979) en de Egyptenaar Sayyid Qoetb (1906-1966). Een goede keuze. En dan komen twee “gematigde en progressieve stemmen” (sic) aan bod: de bekende Zwitserse propagandist van Egyptische afkomst Tariq Ramadan (°1962), kleinzoon van Hassan Banna, de stichter van de moslimbroeders, en de Turkse prediker Fethullah Gülen (°1941), momenteel in ballingschap levend in de Verenigde Staten. Dat Van Eycken uitgerekend deze twee figuren beschouwt als gematigd en progressief, roept vragen op, want hun uitgebreid oeuvre toont precies het tegenovergestelde aan. Het is wellicht geen toeval dat in de voetnoten/bibliografie deze twee auteurs dan ook bijzonder weinig aan bod komen. Terwijl er relatief veel moslimintellectuelen zijn die een echte tolerante en open islam voorstaan, en vanuit die visie het ideeëngoed van Tariq Ramadan en Fethullah Gülen verwerpen, meent Van Eyken daar mee te moeten dwepen. Dit moet België zijn.
Nuttig?
Is de interrelieuze dialoog tussen de drie “groten”, en meer bepaald tussen christenen en moslims nuttig? Ja en nee. Ja, omdat het beter is te praten dan elkaar de kop in te slaan. Nee, omdat de afgelopen decennia al vele dialoogsessies hebben plaatsgevonden in Europa en elders, en dat men zich kan afvragen welke thema’s er nog niet besproken werden en nog aan bod zouden kunnen komen. Nee, omdat een dialoog slechts zin heeft indien men niet alleen in staat is met respect te dialogeren en de andere te begrijpen, maar dat men ook in staat is de zaken kritisch te benaderen, wat de Jan van Eyckens van deze wereld duidelijk niet kunnen: het heeft toch geen zin een politiek debat te organiseren in het parlement indien men niemand kan of mag bekritiseren? In zijn boek “Les papes et l’Islam” (2009) schrijft Père Michel Lelong, de nummer één van de christelijk-islamitische dialoog in Frankrijk: “Le pape Benoit XVI découvrit de plus en plus, de mieux en mieux, que dans notre monde désacralisé et tenté par le matérialisme, dans nos sociétés où l’on parle tant de “l’homme” qu’on risque d’oublier Dieu, les Musulmans peuvent et doivent être pour nous Chrétiens, non pas des “adversaires” mais des “partenaires”. Jan van Eycken zal dit zeker niet tegenspreken. Ondertussen kan voor Tariq Ramadan, Fethullah Gülen en consorten de pret niet op.