De achterflap vermeldt terecht: “Het Kremlin domineert al sinds eeuwen Moskou en is alweer lange tijd het politieke en symbolische hart van Rusland. Achter de dikke muren hebben zich de meest opzienbarende gebeurtenissen uit de Russische geschiedenis afgespeeld”. Hoe vat je de geschiedenis van een dergelijk wereldmachtscentrum samen in een boek? Catherine Merridale, hoogleraar moderne geschiedenis aan de Queen Mary University te London, heeft het geprobeerd en de Nederlandse vertaling ligt nu voor. Een fantastisch boek, vlot geschreven, echt literatuur om de herfstdagen en –avonden mee door te komen.
Het is een plek met een bepaalde fascinatie, dat zal eenieder getuigen die ooit op het Rode Plein in Moskou is geweest. En het mag dan al zo zijn, dat de muren uiteindelijk niet iedereen hebben kunnen tegenhouden, en deze zelfs een aantal keren werden geslecht, het blijft een feit dat decitadel steeds stand hield. Het is géén democratisch bouwwerk, aldus de auteur. Teveel communistische rode stenen zijn er gebruikt, in een vreemde combinatie trouwens met een aantal religieuze gebouwen, waarvan de grootsheid vanop heel grote afstand te zien is. En onder die godsdienstige en overheidsgebouwen bevinden zich resten van oudere, verloren gewaande kerken en paleizen.
Er is geen betrouwbare informatie over het ontstaan van het Kremlin, aldus auteur Merridale. De kronieken melden een vorstelijk onderkomen in 1147 in Moskou, maar er is niemand die weet wie als eerste een vesting bouwde op de heuvel boven de rivieren de Moskva en de Neglinnaja. Nochtans was Moskou geen evidente plaats, want het echte bloeiende Russische leven speelde zich af in het Noorden. En ook Kiev speelde een eersterangs rol in het ontstaan van Rusland, hoewel Moskou gaandeweg de rol overnam, zeker nadat de Mongolen vanuit het oosten de ene stad na de andere veroverden. De Russen zaten in de tang tussen Mongolen, Polen, de Duitse Orde, en alleen het optreden van Alexander Nevski voorkwam dat de Russen helemaal van het wereldtoneel verdwenen. Het zal de zoon van dezelfde Nevski zijn, Daniil, die Moskou zal erven en er de zetel van het vorstendom zal vestigen.
Er waren veelvuldige contacten tussen de Horde en de Russen zelf, hoe merkwaardig dit ook moge klinken. Auteur Merridale gaat zelfs zover dat hij schrijft dat de prinsen en andere Russische edelen een deel van hun opleiding bij de Horde volgden. De leidende politieke figuren verbleven soms zeer lange tijd aan de hoven van de opeenvolgende khans. In die jaren bestond het Kremlin voornamelijk uit houten palissaden en muren, zodat branden de voornaamste plaag waren. Het Kremlin groeide uit tot een kleine stad in een grotere stad, en werd de permanente woonplaats van de tsaar (Ivan, Joeri, et alii ) en zijn familie, en de bojaren, die qua rang meteen onder de vorst stonden. Kiev was intussen een grensstad geworden.
In de 14de eeuw werden de houten Kremlinmuren vervangen door stenen, wat in 1382 zijn nut bewees toen de nieuwe Mongoolse leider Tochtamysj een strafexpeditie tegen de Russen en vooral tegen de Moskovieten opzette. De muren weerstonden de aanvallen, maar konden toch niet beletten dat het Kremlin werd geplunderd. Het zou niet de laatste keer zijn.
Met de befaamde Russische tsaar Ivan III werd tenslotte een fundamentele stap gezet: echte bakstenen vervingen kalksteen. De bouw van het Kremlin onder Ivan II was zo nauw verbonden met Moskou’s eigen consolidatie dat dit uitgroeide tot een apart hoofdstuk in de Russische verhalen over natievorming, weet Catherine Merridale. De Russische vorsten versloegen de Gouden Horde niet in één beslissende slag, maar het Mongoolse rijk stortte in elkaar ten gevolge van vele interne conflicten. De vader van Ivan was de laatste vorst die zijn titel aan de Mongolen had te danken. Ivan zelf zou volledig inzetten op Moskou als machtscentrum, al moest hij daarvoor Novgorod – dat goede internationale contacten had, onder meer met de Hanze – militair afstraffen (de beslissende slag greep plaats op 14 juli 1471). Het Kremlin ontleende zijn charisma aan de permanente aanwezigheid van de tsaar, maar ook aan die van de metropoliet, zodat de beide machten verenigd waren op dezelfde plaats. Zo was het eerste stenen paleis in het Kremlin dat van metropoliet Jona in 1490.
De tsaren hadden ambitieuze plannen en in welk land kon je in de renaissance de beste bouwmeesters vinden? Italië natuurlijk. Aristotele Fioravanti arriveerde in 1475 in Moskou en zou er bijvoorbeeld de beroemde Klokkentoren van Ivan de Grote bouwen. De werkelijkheid haalde de nieuwe bouwwerken al heel snel in: op het einde van de 15de eeuw degradeerden de nieuwe militaire technieken, van musketten tot kanonnen, het Kremlin tot een ouderwetse verdedigingsplaats, die niet op kon tegen de meer subtiele, stervormige forten van bepaalde Europese steden.
Catherine Merridale geeft een zeer levendige beschrijving van het leven binnen de muren van het Kremlin, met de eeuwigdurende intriges tussen de vorst en zijn familie, de bojaren, de religieuze overheden en allerlei buitenlandse belangen. In de loop van de eeuwen heeft men verschillende renovatieprogramma’s opgezet om de vesting te verfraaien, om nieuwe gebouwen bij te plaatsen en oude te slopen.
Na de dood van Ivan, de Verschrikkelijke, kwam de macht voorlopig bij de bojaren te liggen, totdat uit hun midden Boris Godoenov opstond om op zijn beurt de macht naar zich toe te trekken, dit tegen Fjodor, de vrome, laatste telg uit het Moskouse vorstenhuis van de Daniilovitsjen. Ook de Romanovs waren bojaren, en de rest van het verhaal kennen we natuurlijk: de Romanovs zouden uiteindelijk de macht definitief naar zich toe trekken. De kist van de overleden Boris Godoenov werd uit de Kathedraal van de Aartsengel verwijderd, en de tussenperiode noemde men – terecht, zo blijkt uit de feiten die de auteur aan ons voorlegt – de Tijd der Troebelen, waarbij vooral de Polen, die het in die periode (begin 17de eeuw) voor het zeggen hadden, zich misdroegen. Maar ook de Zweden bezetten grote stukken van het Russische grondgebied. Na lange tijd zoeken bracht de bleke en besluiteloze jongeman, Michail Romanov, het tot nieuwe tsaar, de eerste van een belangwekkende reeks tsaren. Deze tsaren zouden het land ontwikkelen en aansluiting vinden bij evoluties in Europa. Een nieuwe schaar adviseurs was afkomstig uit de Nederlanden, Engeland en de Duitse gebieden. Deze buitenlandse vernieuwingen werden door de Oud-Gelovigen bestreden, hetgeen ook (Peter De Grote) dezelfde invloedrijke groep in Rusland als des duivels met Pjotr deed (de streltsy zouden zelfs proberen om hem van de troon te stoten). De Soecharevtoren was het eerste gebouw in het Kremlin dat onder het bewind van Peter De Grote tot stand kwam, nog talrijke andere zouden volgen. Een echt keerpunt was 1711, toen Peter uit Moskou vertrok en zijn intrek nam in ‘zijn eigen stad’, Sint-Petersburg. Voortaan lieten nieuwe tsaren (ook de rode trouwens) zich kronen in Moskou en werden ze begraven in Sint-Petersburg. Catharina De Grote zette het werk van haar voorganger Peter verder, en onderleiding van architect Bazjenov zou een ‘nieuw Moskou’ verrijzen, de hoofdstad van een ‘wereldlijk rijk van de rede’.
Auteur Catherine Merridale heeft het in haar boek uitgebreid over de inval van Napoleon en het offer dat de Russen, vooral Moskovieten, brachten om de Fransen terug uit de stad en het Kremlin te verdrijven: ze staken hun eigen geliefde hoofdstad in brand. Iets later deed een gigantische explosie de rest van het werk. Na de oorlog bleken 6.500 van de 9.000 grote gebouwen in de stad verwoest.
Rond 1850 waren grote stukken Moskous onroerend erfgoed opnieuw opgebouwd, veelal in ‘oude, authentieke Russische stijl’, zoals de auteur ietwat schamper aanduidt. En het Kremlin groeide uit tot de schatkamer van de herrijzende cultuur.
Tot de bolsjewistische revolutie van 1917 voor een nieuwe, fundamentele verandering zorgde en voortaan het Kremlin met de rode vlag verbond. Ook dat verhaal, met alle spannende en onvoorziene ontwikkelingen, heeft Catherine Merridale met veel verve en enthousiasme op papier gezet, net als de val van het sovjetcommunisme en de eerste zetten om uit de geestelijke en politieke leegte een nieuw Rusland op te bouwen (Gorbatsov, Jeltsin, Poetin). Het Rode Plein en het Kremlin maakten het allemaal mee, en mevrouw Merridale laat de gebouwen als het ware zelf aan het woord. Terecht besluit ze dan ook: “De geschiedenis van het Kremlin is een verhaal van een overlevingsstrijd, zonder meer een verhaal met epische proporties, maar zeker niet een verhaal dat in de sterren geschreven staat”.
Wat een geschiedenis! Wat een oceaan van avonturen!