Deutschland von Sinnen.

Auteur(s)
Pirinçci Akif & Lombard Andreas
Uitgever
Waltrop: Manuscriptum
ISBN
9783944872049

Deutschland von Sinnen.

Na jarenlange aantijgingen en het gejammer van allochtonen, hun organisaties en hun volgelingen, over het feit hoe slecht en kansloos zij behandeld worden, is dit boek voor hen als een uppercut aangekomen. Vandaar de nijdige reacties en verdachtmakingen aan het adres van de auteur, Akif Pirinçci. Het deert hem echter niet: “met permissie, het kan mij niet schelen of men mij voor nazi uitscheldt of toiletborstel“. Ze hebben er dan ook behoorlijk van langs gekregen de politiek correcte kaste, die van gezin en vaderland niets meer wil weten, de verdwaasde openbare mening die elke seksuele afwijking vergoddelijkt, het feminisme en de gender toestanden waarover hij schrijft. “Als men aan normale mensen op straat vraagt wat het is, kunnen zij het niet beantwoorden en als men het hen verklaart, kunnen zij niet begrijpen dat een dergelijke nonsens aan onze universiteiten gedoceerd wordt en zelfs binnendringt in andere onderwijsinstellingen tot de kindertuin toe.” Ja, het vreet zichzelf ook in bij justitie. Nochtans is de zaak zeer eenvoudig. Gender mainstreaming is een door zeer agressieve lesbische vrouwen in de wereld geblazen onzintheorie, waarbij het geslacht van een mens een aangeleerde sociale constructie zou zijn, dat men naar believen als tampons kan wisselen”. Hij verafschuwt de zich meer en meer agressief uitbreidende Islam die hij getikt noemt. “En maak u niets wijs, ze zal nietstoppen om meer te eisen – en uiteindelijk ook bekomen wat ze verlangt. Want ze is hardnekkig en de moslims hebben de ganse dag niets anders te doen, omdat ze ofwel werkloos zijn, ofwel zelf in de dienst van de migratie-industrie staan.” Wat de auteur betreft mag je die hele koek aan de kat geven, want “persoonlijk wil ik met echte moslims niets te maken hebben, omdat ik namelijk niet met 23 messteken aan de straatrand wil doodbloeden, alleen maar omdat ik één of andere oude moslima de hand reikte”. Hij beperkt zich niet tot de volgelingen van Allah, maar trekt ook van leer tegen de met belastingsgeld vetgemeste strijders tegen de armoede en voor de Multicultuur. Hij deelt harde klappen uit aan de leugenachtige staatstelevisie, die stelt dat zonder haar die arme Duitsers aan informatiegebrek zouden verhongeren, en oorvegen aan de functionarissen en politici die het belastingsgeld verkwisten en alleen het eigenbelang nastreven. Hij kijkt met verachting naar hen die de hand open houden om gespekt te worden, zonder een greintje respect te betonen laat staan de wil om iets bij te dragen aan de welvaart. Werkelijk razend in zijn boek is zijn taal. Ze is krachtig, ze ontstelt en schokt, ze verdoemt, is soms wat vulgair en zit vol hoon en smaad voor de waanzin cultus rond vrouwen, homoseksuelen en immigranten. Maar Akif Pirinçci zou geen bestseller auteur zijn geworden als hij het poëtische niet op dezelfde manier zou beheersen als die krachtige hoon. Wat hij over mannen en vrouwen schrijft is zo zacht en tragisch. Daar spreekt een man die veel weet, meegemaakt en geleden heeft. Een man die het zich veroorlooft een vastberaden mening te hebben en de hele leugenfabriek aanklaagt. Pirinçci zet in zijn boek zijn liefde en verering voor zijn “moeder Duitsland” in het middelpunt. Een liefde die geen Duitse auteur, en dit gedurende decennia, nog waagt uit te drukken. Voor een dergelijk gevoel kan schijnbaar alleen nog een auteur met Turkse wortels de juiste woorden vinden, zonder af te glijden naar sentimentaliteit. “Duitsland jij bent de macht die gans Europa draagt. Jij bent de mooiste van alle mooie landen. Jij bent het warme licht van het zuiden en de koele zee van het noorden, met daarenboven de heldere sterrennacht! Moge de adelaar nooit zijn waakzame ogen van u afwenden. Moge zijn scherpe klauwen en sterke navel je altijd beschutten. Jij bent het paradijs en om het even hoeveel hoerenzonen je nog zullen verraden, op het einde zul je ze allen overleven (…) daar van waar ik kom heet het vaderland niet vaderland, maar moederland. En zo noem ik jou ook, mijn mooie moeder, ook al ben ik maar je adoptiezoon. Je hebt het mij nooit laten voelen. Geen seconde lang.” Helaas, hij kijkt met lede ogen toe hoe dit land naar de afgrond glijdt en schetst een apocalyps, een toekomstbeeld van wat Duitsland te wachten staat als het niet wakker wordt en zich verzet. Het is het jaar 2030 in een grootstad in midden Europa. Natuurlijk heeft het land een naam, namelijk Duitsland. En ook de stad is bekend. Maar de oorspronkelijke naam is niet alleen uit het algemeen geheugen gebannen, maar ook verboden uit te spreken omdat ze niet moslims klinkt en onvermijdelijk een belediging van de profeet inhoudt. Eigenaardig genoeg niet ten gevolge de invoering van de Sharia, maar als het resultaat van de uitbreiding van de antidiscriminatiewetten door de EU in 2023. Iemands GSM rinkelt. Een tot stand komende verbinding is een gelukstreffer omdat er minder en minder blanken zijn die de techniek beheersen. De auto’s zijn om dezelfde reden wrakken geworden. Op straat ziet men nog nauwelijks vrouwen, de boze blik van de man dwingt hen thuis te blijven. Hun ogen staan gelaten, ze lijden onder hun dagdagelijks bestaan, het geweld, het immer seksueel ter beschikking staan, kortom onder het patroon van hun moslim hondenleven. De boerka heeft zich als modetrend in Eurabia niet kunnen doorzetten. Men verkiest de Iraanse stijl. Ook de vrouwen van de ongelovigen, die loslopend wild zijn voor de moslimmannen worden gedwongen zich zo te kleden. Gelukkig voor hen, zo zijn ze meer tegen verkrachting beschermd. De straten zijn vies en vuil, eigenlijk verharde zandwegen, de riolen liggen open. Hier en daar bengelen mannen aan galgen. Vermoedelijk homoseksuelen. Jonge moslims vormen een probleem. Omdat bij één op drie, door de besnijdenis, hun penis verminkt is, lijden ze onder een minderwaardigheidsgevoel. Dat leidt tot gewelddaden en barbaarsheid. De ellende en verloedering is troef in dit ietwat Orwelliaans verhaal, dat verschillende bladzijden beslaat en je onderdompelt in de moedeloosheid. Maar Pirinçci laat het daar niet bij, hij roept op tot diegene die het tij kan keren, de Duitse man: “Duitse man, jij bent het sterke geslacht! In je verlangen rust de kracht en de heerlijkheid van het Duitse land. Jij bent zoon, broer, minnaar, vader, vriend, maar altijd man. Vergeet de leugens van hersenzwakke media apen, zotte lesbische vrouwen, gestudeerde lafbekken, kwijlende kruipers bij de staat en perversen. Alleen jij bent het, Duitse man, die alle rijkdom van dit land bewerkt. En alleen daarop komt het aan. Alle anderen lopen aan de rand mee. Maar op de grond heeft men je gedwongen, vernederd, bedrogen en aan de belachelijkheid prijs gegeven. Jij echter zwijgt stil. Niet omdat je je gewonnen gaf, dat zou je nooit doen, dat ligt niet in je aard, dat beantwoordt niet aan je buitengewone geest die eens deze planeet veranderde. Je verdraagt het alleen in de eenzaamheid van je hart. Sta op, Duitse man, verhef je! Verpletter de bekken van al diegenen die je deze smaad hebben aangedaan. Kom op de been, Duitse man, verbind je met je broeders en veeg je vijanden weg! Daar is de eerste lichtstraal in de duisternis. Ik zie ze”. Misschien vond hij voor deze tekst inspiratie in het Turkse volkslied, dat bruist van strijdbaarheid. Daarom een greep uit dit lied: “Vrees niet, het rode vaandel dat wappert aan de horizon zal niet doven / het is de ster van mijn volk, het zal schitteren / het is van mij, het behoort alleen mijn volk toe / Mijn vriend! Laat mijn geboorteland niet in de handen van gemene mensen! / Houd deze beschamende stormloop tegen / Laat geen vreemde hand de borst van mijn heiligdom bezoedelen / Nooit zul jij, noch mijn natie vernietigd worden”.
De gedrukte, vrije mening van Akif Pirinçci bracht hem voor het gerecht, zoals dat in Duitsland voor sommigen gebruikelijk is. Hij is nu “vorbestraft” en zijn naam staat nu in de statistieken over criminelen. Het zal echter zijn mond niet snoeren en de 4000 euro boete maakt hem niet armer.