Vlaamse academici die meer kunstjes kennen dan oersaaie cursussen en vakboeken schrijven, zijn zeldzaam. Vandaag steekt Rik Torfs met kop en schouders uit boven zijn confraters door zijn interessante boeken, merkwaardige columns in De Standaard en zijn regen van tweets die spitser en diepzinniger zijn dan veel flutreacties van, in de eerste plaats, politici die vinden dat zij zo nodig van hun kneuterigheid moeten kond doen.
Bij Torfs kan zich aansluiten Yvan vanden Berghe, bekend als Vlaamse professor emeritus, deskundige van de internationale politiek en de auteur van een boek over de Koude Oorlog dat omgezet is in vijf talen omdat het getuigt van wetenschappelijk inzicht.
Yvan vanden Berghe meet zich reeds enkele jaren met een andere, weliswaar overleden, hoogleraar. Willem Frederik Hermans fileerde in 1975 in zijn “Onder Professoren” de jaloerse, kleinzielige en venijnige kanten, en die zijn niet er weinig, van zijn confraters aan de universiteit Groningen. Hij keer ernaar met wrok en spot. Wie het niet las, moet het alsnog vastgrijpen en ervan smullen. Lichter van toon is een gelijkaardig boek gepubliceerd in Groot-Brittannië en ook al niet van gisteren, “Lucky Jim” van Kingsley Amis (1954), met een provinciale Engelse universiteit als decor.
“1969. Het Jaar van Jelena” is de bijdrage van Vanden Berghe om zijn milieu, de zogenaamde geleerdenwereld van Vlaanderen, concreet die van Leuven en Hasselt, een hemdje te passen. Dat het boek sterk autobiografisch is, doet de bekoring aandikken om het eveneens te lezen als een sleutelroman en dus te pogen om de naam van de rector, de naam van de psycholoog, de naam van drinkebroer en eeuwige student Robert met zijn dure sportwagen, en de naam van de Amerikaanse consul te achterhalen. Mensen die in 1969 in Leuven rondliepen, zullen daar voor de meeste personages weinig moeite mee hebben. De auteur speelt open kaart: de hoofdpersoon is de jonge hoogleraar Yvan, met een West-Vlaamse familie (Vanden Berghe is een Bruggeling), een gebrek aan zelfvertrouwen, een verknipte verhouding tot vrouwen, en een nuchter-cynische blik op de zoölogie die het academische milieu in Vlaanderen is.
Hasselt en Leuven
Wat leert Vanden Berghe zijn lezers, buiten het aangename gezelschapsspel om namen te zoeken? Dat in 1969, het jaar waarin zijn amusante boek zich afspeelt, de jonge universiteit van Hasselt en haar oude rivaal Leuven overvallen werden door een pestilentie die tot vandaag de Vlaamse academische pedagogiek, en ook de middelbareschoolpedagogiek, verziekt: de lachwekkende gedachte dat de studenten het zelf wel zullen klaren en dat professoren, of leraren, zie MO, er slechts zijn om de jonge of oudere pupillen te coachen, zonder daarbij een zweem van autoritarisme te tonen. De studenten zijn van nature slim en gemotiveerd; de profs zijn hoofdzakelijk ambrasmakers die het spontane leerproces verstoren. Ook beschrijft Vanden Berghe dat Mao belangrijker was dan Aristoteles en Plato, dat deliberaties pingpongspelletjes zijn om vriendjes te depanneren, en dat de Koude Oorlog toen volop bezig was, wat leidt tot het avontuur van de Russisch-Nederlandse Jelena en haar KGB-minnaar Andrej, waarbij Yvan (nog niet Ivan, maar kom, het lijkt erop) ongewild een verwarrende bijstaander is. “1969. Het Jaar van Jelena” is het tweede autobiografische boek van Vanden Berghe. Zijn eerste roman portretteert “Mijn oom Kamiel”, een boeiende figuur die rondzwerft in spionagekringen en die de Congolese onafhankelijkheid van nabij meemaakt. De schrijver met de academische adelbrieven hoopt, laat hij horen, een trilogie te verwezenlijken door in een derde boek zijn onmalse ideeën over de saaie, doodbrave en politiekcorrecte academici van Vlaanderen verder uit te spinnen. Het zoekplaatje naar de nullen en de tienen in die kringen kan voortgaan.